Heel de week al wisselende vooruitzichten voor de zaterdag, maar dat het zou regenen stond wel vast, alleen waar en hoe lang dat wisselde nogal.
In ieder geval regende het volop om 09:00uur dus de beslissing om de de 150km af te lassen was legitiem.
Maar dan om half twee, volgens de buienradar zou het vanaf 11:00uur kurkdroog zijn, maar om 12:00uur was het nog zeiknat, een mailtje van Kees, al blijft het zeveren hij stapt op de fiets, alleen dat woord zeveren, dat werd in Scherpenisse heel anders uitgelegd dan door Kees bedoeld, in Scherpenisse is zeveren ook zeveren en heeft blijkbaar niets met het weer van doen.
Via de mail waren er in ieder geval al zes die op de fiets wilden stappen, dus om 13:00 op weg naar naar Smerdiek, maar wat een zever weer, tegenwind werd ik zeiknat van dat gemiezer, in café Smerdiek zat Wim Marinnisen al te wachten, maar wel in korte broek en shirt, wat een bikkel.
Om half twee stonden er 10 man aan het vertrek, eigenlijk ongelooflijk, maar ja de meesten hadden vorige week ook al niet gefietst, dus tja.
Na kort overleg beslist het woensdag rondje weer te rijden met Flupland rond voor de extra kilometers, alleen dat extra rondje viel nog niet bij iedereen in goede aarde.
Maar goed, dus vertrokken via de bekende route wat voor deze en gene de ruimte gaf om over het weer te praten en vooral over de buienradar, wat nou om elf uur droog? het bleef zeveren, maar het zou toch ooit weer droog worden?
Nou mooi niet, als het van boven al even stopte kwam er van de weg zoveel rottigheid dat er geen verschil te merken was, gelukkig was de temperatuur wel redelijk.
Vlak voor de brug bij Flupland even de mening gepeild, tot mijn genoegen wilde iedereen wel voor de extra kilometers.
De brug op kon Izaak zich natuurlijk niet inhouden en vloog met Kees in zijn wiel omhoog, zelf werd ik voor mijn gevoel te veel geremd door mijn regenjack, zodat ik op de brug maar stopte om dat uit te trekken, want het was inmiddels echt droog geworden, alleen niet voor de schipper die net kwam aan varen, Wim M maakte van de gelegenheid gebruik om over de reling te pissen, maar ja een kleinigheidje hou je altijd wel op zo'n rit.
Op Flipland weer de eerste gevolgen van de hersenspinsels van rijkswaterstaat of het waterschap om in het fiets seizoen de Zeeuwse wegen vol te gooien met split, maar ja je gaat er tenslotte prat op dat je een fiets provincie bent, alleen moeten ze een paar echte fietsers in dat project team zetten.
Het eerste stuk daarna een klein beetje tegen de dunne wind in, maar voor sommigen lijkt het dan al op speed snelheid, want alle energie werd gespendeerd aan roepen dat het zachter moest.
Na dat ieder zijn plek weer had ingenomen werd door o.a. de roepers voor de wind het tempo weer opgevoerd.
Op de Krabbenkreek tegenwind vond ik Izaak al redelijk aan het werk zijn, wat zich niet uitte in snelheid, maar dat zou ik wel verkeerd gezien hebben dacht ik toen nog.
Op de Hollaereweg een eerste lekke band en dat viel niets eens tegen met dit weer, dus voor de meesten ook even een rust moment.
Op de Kleine Dijk het tempo weer opgepakt, maar Izaak reed niet zoals normaal een half wiel voor, maar er achter, zou het dan toch?
Ik was niet de enige die het opgevallen was, dus werd er op Izaak ingepraat, dat het niet erg was en meer van dat soort welgemeende pep-praat (gniffel).
Bij de volgende beurt op kop het tempo nog net wat strakker gehouden en zowaar hij brak niet, maar een scheurtje was wel zichtbaar.
Op de Oudelandseweg weer lekker op gesleurd tegenwind, maar ja de regen had bij ook de nodige energie gekost dus ik moest wel terug in tempo, Izaak nam gelukkig over, maar dat duurde nog geen 10 meter, het scheurtje was een breuk geworden.
In café Smerdiek konden we gelukkig de verloren suikers weer aanvullen, ondertussen begon Kees, Izaak te bewerken om straks naar huis gewoon een normaal tempo te fietsen, normaal in de zin van langzamer dan gewoonlijk.
Na dat alle suikers opgenomen waren dus op weg naar Stalland, op de Oudelandseweg begon Kees gelijk Izaak te kalmeren, maar ja met twee van die oude knarren achter hem liet hij zich echt niet temperen en ging het tempo gestaag naar de 40p/u, waarop Kees hem maande absoluut niet harder te gaan. Ondertussen begon ik tegen Kees te praten dat ik het geen stijl vond dat hij Izaak zo op kop liet werken (gniffel).
Kees en ik keken elkaar eens aan en op de Plaatweg schoot Kees weg, zelf er gelijk achteraan en naar Izaak roepende om mijn wiel te pakken, dit lukte natuurlijk niet meer(gniffel), maar ja die twee oude knarren waren wel bloed gemeen geweest natuurlijk.
Het nadeel is dat we dit natuurlijk nog wel een keer flink op ons bordje terug krijgen, maar deze lol wordt niet meer afgepakt.
Blij dat we toch weer ruim 80km weg gereden hebben vandaag.
zondag 26 juni 2011
maandag 20 juni 2011
Meer zon dan regen
Meer zon dan regen, zo begon zaterdag mijn e-mail naar de Tandje Bij fietsers.
Alleen Kees Lindhoud reageerde dat hij hoe dan ook zou fietsen, een beetje mager, er waren er wel een aantal die aangaven in ieder geval niet te komen, wat wel duidelijkheid gaf.
Zelf zag ik de bui ook al hangen, donkere wolken boven Stalland en Smerdiek, nog even getwijfeld, maar toch de auto maar gepakt met de fiets er in.
Bij het café stond Henry al te wachten (bij slecht weer is hij meestal van de partij) even later kwamen Kees en Léon ook aan hobbelen.
In afwachting van de rest maar even het café ingegaan, waar ik de slippers omruilde voor de fiets schoenen.
Terwijl ik daar mee bezig was ging mijn mobiel, Wim Poot, hij was laat thuis, stond omgekleed, maar had toch wel twijfels.
Na hem verteld te hebben dat er toch al vier man aan de start stond, kwam hij toch maar onze kant op, eventueel kon er dan over het vertrek overlegd worden.
Half twee stonden wij klaar om te vertrekken, nog geen Wim, dus moest ik Kees even temperen om toch te vertrekken, een paar minuten daarna verscheen Wim dan toch, dus gelijk vertrokken, hierop had Wim blijkbaar niet gerekend, want we zouden toch overleggen?
Maar ja wij hadden al overlegd en waren er om te fietsen, dus kom op Wim je bent er nu toch.
Wim was er wel, maar alleen fysiek, geestelijk absoluut niet, dus bij het Schapendijkje keerde hij om. Achteraf zag, vertelde hij dat hij eigenlijk twee buien zag hangen, de één met Wind, Regen en Onweer, en de andere met Kees, Léon en Theo.
Bij het vertrek al beslist om het woensdagavond rondje te rijden met eventueel een extra lusje als het weer mee zou vallen.
Inmiddels rijden we dit woensdag rondje al een paar weken en de reacties zijn tot nu toe alleen maar positief, buiten dat ieder weet waar en hoe we rijden is ook gebleken dat waar de wind ook vandaan komt het eigenlijk nooit tegenvalt, voor en tegen wind wisselen elkaar af, met als resultaat dat ondanks de soms hoge gemiddelde snelheid iedereen redelijk makkelijk mee kan, dit geldt vooral voor onze vrouwelijke gast rijders Melanie Alders en Celeste op den Brouw, die zelfs bij een gemiddelde van boven de 33p/u bij konden blijven.
Door de polder richting Poortvliet reden Henry en Léon voortvarend met 38p/u op kop. Over de Thoolse brug de wind van opzij, waar Henry gelijk al de tol moest betalen voor het naast Léon fietsen.
Langs Nieuw-Vossemeer de wind weer mee, waar Henry wel weer op kop wilde, maar dit werd door Kees ten zeerste afgeraden, zeg maar gerust verboden, met een iets rustiger tempo richting Steenbergen, waarna haaks om tegen wind richting via de Heen naar de Fluplandse brug, hier vond Henry zijn definitieve Waterloo.
Na overleg tussen Henry en Kees ging Henry op eigen tempo richting thuisbasis, wij plakten er nog een rondje Flupland aan vast.
Via de zuid-west kant eerst tegen wind met een behoorlijk strak tempo wat we alle drie goed vast konden houden.
Jammer is dat Léon denkt dat er bij iedere dijk-opgang een fotograaf staat die vast legt dat hij makkelijk bij ons vandaan sprint, op Flupland zijn er vier van die dijken dus je kan wel raden wat Léon vier keer deed.
Na de werken en de nodige rotzooi op weg bij de dijkverzwaring, draaiden we voor de wind en daar ging het spel op de wagen, waar ik 38p/u reed ging het natuurlijk niet hard genoeg voor mijn kompanen, vet in de veertig dat rijd pas lekker, prima Léon met zijn jeugdige enthousiasme en Kees die natuurlijk niet afgaf en Theo in het derde wiel, goed maar niet goed gek.
Nu is dit ongemerkt nog een redelijk lang stuk, je rijdt eigenlijk gewoon vanaf de Krammersluis parallel aan de Phillipsdam, met hier en daar nog een stukje niet echt voor de wind, wat ook aan mijn benen te voelen was, laat staan aan die van hun.
Op het eind rechtsaf pal tegen de wind en de snelheid vloog terug, Léon kon niet meer van Kees over nemen dus was ik weer aan de beurt, had tenslotte voor de wind genoeg kunnen sparen.
Het viel al op dat mijn beurt redelijk lang was, maar ach geen probleem, het ging best lekker en 33/34p/u kon ik goed aanhouden.
De Krabbenkreek op kreeg Léon een licht dipje, dus Kees en mijn persoontje zouden hem thuis moeten brengen.
Bij Smerdiek nog even via de Eerste-dijk de provinciaalse overgestoken richting de Hogeweg, hier wilde ik nog even rechtsaf richting de Oudelandseweg, maar een reusachtige kreun van Léon deed ons besluiten om via de kortste weg naar het café te rijden, waar 80km op teller stond.
Al met al twee kleine buitjes onderweg gehad, maar eigenlijk zijn we nog het meest nat geworden van het spatwater, koud was het absoluut niet, dus ook geen spijt gefietst te hebben, of dat voor Léon ook zo was?
Wat wel mooi was, is dat hij maar niet kon begrijpen dat hij na al zijn mooie inspanningen voor de onzichtbare fotograaf er enorm van baalde geen kopwerk meer te kunnen doen, maar Léon troost je, als Kees en ik over een jaar of tien oud beginnen te worden, zul je heel af en toe best op kop moeten komen om ons thuis te brengen.
Alleen Kees Lindhoud reageerde dat hij hoe dan ook zou fietsen, een beetje mager, er waren er wel een aantal die aangaven in ieder geval niet te komen, wat wel duidelijkheid gaf.
Zelf zag ik de bui ook al hangen, donkere wolken boven Stalland en Smerdiek, nog even getwijfeld, maar toch de auto maar gepakt met de fiets er in.
Bij het café stond Henry al te wachten (bij slecht weer is hij meestal van de partij) even later kwamen Kees en Léon ook aan hobbelen.
In afwachting van de rest maar even het café ingegaan, waar ik de slippers omruilde voor de fiets schoenen.
Terwijl ik daar mee bezig was ging mijn mobiel, Wim Poot, hij was laat thuis, stond omgekleed, maar had toch wel twijfels.
Na hem verteld te hebben dat er toch al vier man aan de start stond, kwam hij toch maar onze kant op, eventueel kon er dan over het vertrek overlegd worden.
Half twee stonden wij klaar om te vertrekken, nog geen Wim, dus moest ik Kees even temperen om toch te vertrekken, een paar minuten daarna verscheen Wim dan toch, dus gelijk vertrokken, hierop had Wim blijkbaar niet gerekend, want we zouden toch overleggen?
Maar ja wij hadden al overlegd en waren er om te fietsen, dus kom op Wim je bent er nu toch.
Wim was er wel, maar alleen fysiek, geestelijk absoluut niet, dus bij het Schapendijkje keerde hij om. Achteraf zag, vertelde hij dat hij eigenlijk twee buien zag hangen, de één met Wind, Regen en Onweer, en de andere met Kees, Léon en Theo.
Bij het vertrek al beslist om het woensdagavond rondje te rijden met eventueel een extra lusje als het weer mee zou vallen.
Inmiddels rijden we dit woensdag rondje al een paar weken en de reacties zijn tot nu toe alleen maar positief, buiten dat ieder weet waar en hoe we rijden is ook gebleken dat waar de wind ook vandaan komt het eigenlijk nooit tegenvalt, voor en tegen wind wisselen elkaar af, met als resultaat dat ondanks de soms hoge gemiddelde snelheid iedereen redelijk makkelijk mee kan, dit geldt vooral voor onze vrouwelijke gast rijders Melanie Alders en Celeste op den Brouw, die zelfs bij een gemiddelde van boven de 33p/u bij konden blijven.
Door de polder richting Poortvliet reden Henry en Léon voortvarend met 38p/u op kop. Over de Thoolse brug de wind van opzij, waar Henry gelijk al de tol moest betalen voor het naast Léon fietsen.
Langs Nieuw-Vossemeer de wind weer mee, waar Henry wel weer op kop wilde, maar dit werd door Kees ten zeerste afgeraden, zeg maar gerust verboden, met een iets rustiger tempo richting Steenbergen, waarna haaks om tegen wind richting via de Heen naar de Fluplandse brug, hier vond Henry zijn definitieve Waterloo.
Na overleg tussen Henry en Kees ging Henry op eigen tempo richting thuisbasis, wij plakten er nog een rondje Flupland aan vast.
Via de zuid-west kant eerst tegen wind met een behoorlijk strak tempo wat we alle drie goed vast konden houden.
Jammer is dat Léon denkt dat er bij iedere dijk-opgang een fotograaf staat die vast legt dat hij makkelijk bij ons vandaan sprint, op Flupland zijn er vier van die dijken dus je kan wel raden wat Léon vier keer deed.
Na de werken en de nodige rotzooi op weg bij de dijkverzwaring, draaiden we voor de wind en daar ging het spel op de wagen, waar ik 38p/u reed ging het natuurlijk niet hard genoeg voor mijn kompanen, vet in de veertig dat rijd pas lekker, prima Léon met zijn jeugdige enthousiasme en Kees die natuurlijk niet afgaf en Theo in het derde wiel, goed maar niet goed gek.
Nu is dit ongemerkt nog een redelijk lang stuk, je rijdt eigenlijk gewoon vanaf de Krammersluis parallel aan de Phillipsdam, met hier en daar nog een stukje niet echt voor de wind, wat ook aan mijn benen te voelen was, laat staan aan die van hun.
Op het eind rechtsaf pal tegen de wind en de snelheid vloog terug, Léon kon niet meer van Kees over nemen dus was ik weer aan de beurt, had tenslotte voor de wind genoeg kunnen sparen.
Het viel al op dat mijn beurt redelijk lang was, maar ach geen probleem, het ging best lekker en 33/34p/u kon ik goed aanhouden.
De Krabbenkreek op kreeg Léon een licht dipje, dus Kees en mijn persoontje zouden hem thuis moeten brengen.
Bij Smerdiek nog even via de Eerste-dijk de provinciaalse overgestoken richting de Hogeweg, hier wilde ik nog even rechtsaf richting de Oudelandseweg, maar een reusachtige kreun van Léon deed ons besluiten om via de kortste weg naar het café te rijden, waar 80km op teller stond.
Al met al twee kleine buitjes onderweg gehad, maar eigenlijk zijn we nog het meest nat geworden van het spatwater, koud was het absoluut niet, dus ook geen spijt gefietst te hebben, of dat voor Léon ook zo was?
Wat wel mooi was, is dat hij maar niet kon begrijpen dat hij na al zijn mooie inspanningen voor de onzichtbare fotograaf er enorm van baalde geen kopwerk meer te kunnen doen, maar Léon troost je, als Kees en ik over een jaar of tien oud beginnen te worden, zul je heel af en toe best op kop moeten komen om ons thuis te brengen.
dinsdag 7 juni 2011
Scheren? Of juist niet scheren?
Op mijn benen een bos haar. In mijn hand een scheermesje. En in mijn hoofd vraagtekens. Wat moest ik nou? Scheren? Of juist niet scheren?
Elke lente hetzelfde liedje. Zodra de zon schijnt, begint mijn scheermesje te roepen. Ik ben al een eeuw of drie gestopt met wielrennen - maar als de lente komt, dan kriebelen de haren op mijn benen.
Want stel dat ik het in mijn harses haal om te gaan fietsen met een korte broek, dan mag dat onder geen enkele voorwaarde met een oerwoud op mijn kuiten. Ik ben gehersenspoeld. Wielerbenen, die horen kaal te zijn - zeker in de zomer. En ook glad. En het liefst ook nog (zonnebank)bruin.
Voor de noodzaak van gladde benen bestaan een paar officiële redenen. Daarvan maakt de gemiddelde wielrenner dankbaar gebruik om op verjaardagsfeestjes of stapavonden aan niet-kenners ('Wat? Scheer jij je benen?') uit te leggen waarom hij in godsnaam zijn benen scheert, epileert, lasert of harst.
Officiële reden 1: het is fijn voor de masseur. Voor zo'n benenkneder is het toch niet te doen om avond na avond door een stuk tapijt te wroeten? Toch?
Officiële reden 2: het is handig bij valpartijen. Een wielrenner ziet er na een asfaltkus en een bezoekje aan de rondedokter uit als een mummie: ingezwachteld van top tot teen. Die pleisters en bandages moeten er ook een keer af. Dan kun je je maar beter geschoren hebben. Zoniet: au.
Officiële reden 3: gewicht. Al ken ik maar één renner die kaal ging (en niet alleen op zijn benen) om een paar picogrammen te besparen: Michael Rasmussen. Groot gelijk had hij. Wie expres te kleine schoenen aantrekt, de stickers van zijn fiets vijlt en zijn koersbroeken weegt, die kan zich net zo goed gladder dan glad scheren. Elke gram telt.
Schoonheid
En dan nu de enige werkelijke reden: het is gewoon mooi. Waarom? Daarom. Nee, over deze smaak valt niet te twisten. Benen zijn glad. Punt uit. En zo denken alle renners in het peloton erover. Noem het meelopers, noem het meefietsers, noem het een subcultuur - maar het verandert nooit.
Wielrenners hebben een volledig op zichzelf staand gevoel voor schoonheid ontwikkeld. Ze willen ieder spiertje, ieder adertje en ieder peesje op hun benen kunnen zien. En wie een bos haar op zijn benen heeft, die ziet de bomen eronder niet meer.
Pannenkoek
Ongeschoren poten, dat is iets voor recreanten. Voor bierbuiken die één zondag per jaar hun fiets uit de schuur halen voor een rondje van een kilometer of twintig.
Voor kerels met bellen op hun stuur en zadeltasjes ter grootte van een strandbal. Voor onbehouwen ploerten die de pedalen niet aaien, maar ze mishandelen met hun gestamp.
Geschoren benen moet je eigenlijk verdienen. Het is een beloning als je de grens tussen pannenkoek en wielrenner bent overschreden. Als je genoeg hebt getraind. Als je genoeg over wielrennen hebt gedroomd. Als je genoeg met je beenhaar in je kettingbladen verstrikt bent geraakt. Wanneer genoeg genoeg is, mag je overigens volledig zelf bepalen.
Elke lente hetzelfde liedje. Zodra de zon schijnt, begint mijn scheermesje te roepen. Ik ben al een eeuw of drie gestopt met wielrennen - maar als de lente komt, dan kriebelen de haren op mijn benen.
Want stel dat ik het in mijn harses haal om te gaan fietsen met een korte broek, dan mag dat onder geen enkele voorwaarde met een oerwoud op mijn kuiten. Ik ben gehersenspoeld. Wielerbenen, die horen kaal te zijn - zeker in de zomer. En ook glad. En het liefst ook nog (zonnebank)bruin.
Voor de noodzaak van gladde benen bestaan een paar officiële redenen. Daarvan maakt de gemiddelde wielrenner dankbaar gebruik om op verjaardagsfeestjes of stapavonden aan niet-kenners ('Wat? Scheer jij je benen?') uit te leggen waarom hij in godsnaam zijn benen scheert, epileert, lasert of harst.
Officiële reden 1: het is fijn voor de masseur. Voor zo'n benenkneder is het toch niet te doen om avond na avond door een stuk tapijt te wroeten? Toch?
Officiële reden 2: het is handig bij valpartijen. Een wielrenner ziet er na een asfaltkus en een bezoekje aan de rondedokter uit als een mummie: ingezwachteld van top tot teen. Die pleisters en bandages moeten er ook een keer af. Dan kun je je maar beter geschoren hebben. Zoniet: au.
Officiële reden 3: gewicht. Al ken ik maar één renner die kaal ging (en niet alleen op zijn benen) om een paar picogrammen te besparen: Michael Rasmussen. Groot gelijk had hij. Wie expres te kleine schoenen aantrekt, de stickers van zijn fiets vijlt en zijn koersbroeken weegt, die kan zich net zo goed gladder dan glad scheren. Elke gram telt.
Schoonheid
En dan nu de enige werkelijke reden: het is gewoon mooi. Waarom? Daarom. Nee, over deze smaak valt niet te twisten. Benen zijn glad. Punt uit. En zo denken alle renners in het peloton erover. Noem het meelopers, noem het meefietsers, noem het een subcultuur - maar het verandert nooit.
Wielrenners hebben een volledig op zichzelf staand gevoel voor schoonheid ontwikkeld. Ze willen ieder spiertje, ieder adertje en ieder peesje op hun benen kunnen zien. En wie een bos haar op zijn benen heeft, die ziet de bomen eronder niet meer.
Pannenkoek
Ongeschoren poten, dat is iets voor recreanten. Voor bierbuiken die één zondag per jaar hun fiets uit de schuur halen voor een rondje van een kilometer of twintig.
Voor kerels met bellen op hun stuur en zadeltasjes ter grootte van een strandbal. Voor onbehouwen ploerten die de pedalen niet aaien, maar ze mishandelen met hun gestamp.
Geschoren benen moet je eigenlijk verdienen. Het is een beloning als je de grens tussen pannenkoek en wielrenner bent overschreden. Als je genoeg hebt getraind. Als je genoeg over wielrennen hebt gedroomd. Als je genoeg met je beenhaar in je kettingbladen verstrikt bent geraakt. Wanneer genoeg genoeg is, mag je overigens volledig zelf bepalen.
donderdag 2 juni 2011
Brouwersdam
Vandaag een rondje Brouwersdam gereden.
Op Schouwen de noordkant gevolgd zoals enkele weken geleden, tussen Dijkwater en Dreischor iemand ingehaald die volgens zijn shirt uit Stellendam kwam.
Na een kort praatje samen op gereden, voor hem was de noordkant van Schouwen onbekend, maar het rondje over de Brouwersdam rijdt hij regelmatig, dus na Brouwershaven gaf hij de route aan.
Via Den Osse en Scharendijke de Grevelingen zijde van de de dam aangehouden, aan de zeezijde is het ook mooi rijden, maar een stuk drukker.
Vanaf de Punt van Goeree een mooie rustige route gevolgd langs de Grevelingen, waarbij we Ouddorp letterlijk links lieten.
Net voorbij Ouddorp ineens weer een bekend pad voor mij, hebben we met Tandje Bij vorig jaar ook een keer gereden.
Nadat mijn mede-fietser naar Stellendam afgeslagen was, het tempo lekker opgevoerd en constant met zo'n 35p/u richting Herkingen het fietspad op naar de Krammer, hier bijna een half uur voor een geopende brug gestaan.
Uitgerust de laatste kilometers naar Stalland, waar 112km op de teller stond.
Een mooi rondje, zeer zeker om ook een keer op zaterdag te rijden, komen we op 120km uit, maar met de mooie rustige lange stukken kan het gemiddelde (ik had 32.2) makkelijk op 32a33 p/u liggen zodat we redelijk op tijd terug zijn in Smerdiek.
Op Schouwen de noordkant gevolgd zoals enkele weken geleden, tussen Dijkwater en Dreischor iemand ingehaald die volgens zijn shirt uit Stellendam kwam.
Na een kort praatje samen op gereden, voor hem was de noordkant van Schouwen onbekend, maar het rondje over de Brouwersdam rijdt hij regelmatig, dus na Brouwershaven gaf hij de route aan.
Via Den Osse en Scharendijke de Grevelingen zijde van de de dam aangehouden, aan de zeezijde is het ook mooi rijden, maar een stuk drukker.
Vanaf de Punt van Goeree een mooie rustige route gevolgd langs de Grevelingen, waarbij we Ouddorp letterlijk links lieten.
Net voorbij Ouddorp ineens weer een bekend pad voor mij, hebben we met Tandje Bij vorig jaar ook een keer gereden.
Nadat mijn mede-fietser naar Stellendam afgeslagen was, het tempo lekker opgevoerd en constant met zo'n 35p/u richting Herkingen het fietspad op naar de Krammer, hier bijna een half uur voor een geopende brug gestaan.
Uitgerust de laatste kilometers naar Stalland, waar 112km op de teller stond.
Een mooi rondje, zeer zeker om ook een keer op zaterdag te rijden, komen we op 120km uit, maar met de mooie rustige lange stukken kan het gemiddelde (ik had 32.2) makkelijk op 32a33 p/u liggen zodat we redelijk op tijd terug zijn in Smerdiek.
Abonneren op:
Posts (Atom)